Stationsplein

Het project Stationsplein loopt al jaren en er gaat al jaren van alles mee mis. In de vorige periode is besloten dat de dekking zou komen uit de verkoop van andere objecten zoals het Prinsenbolwerk 3, de school De Sleutel en het Nedtrain terrein. Bovendien werden subsidies binnengehaald met als voorwaarde dat het Prinsenbolwerk 3 opgeknapt of verkocht moest worden. Om het Prinsenbolwerk 3 te kunnen verkopen moest wel eerst jongerensoos Flinty’s verhuizen die de gemeente daar tijdelijk had gehuisvest. Door al deze “verknopingen” is het hele project Stationsplein niet altijd even transparant geweest. De twee verantwoordelijke wethouders Van Doorn (GL) en Cassee (D66) hebben uiteindelijk met vallen en opstaan het project weten te voltooien.

Het project werd oorspronkelijk begroot op €22 miljoen en heeft uiteindelijk €30 miljoen gekost. Veel van deze extra kosten betreffen zogenaamde scope wijzigingen. €2,5 miljoen was echter uitgegeven zonder dat hiervoor krediet was gevraagd aan de raad. Toen deze overschrijding in het vierde kwartaal van 2011 werd ontdekt had men het uiteraard direct aan de Raad moeten melden maar men heeft er toen voor gekozen om dat niet te doen. De reden hiervoor was dat men eerst naar dekking wilde zoeken. Politiek gezien is het niet informeren van de gemeenteraad een doodzonde die normaal gesproken leidt tot het vertrek van de verantwoordelijke wethouders.

De oppositie was het er over eens dat er iets moest gebeuren. De oppositie (12 stemmen) diende een motie van wantrouwen in tegen het hele College. De oppositie (26 aanwezige stemmen) steunden deze motie niet en daarmee werd deze motie dus verworpen.
Ook in de coalitie vonden Goen Links, de PvdA en de VVD dat er een signaal moest worden afgegeven. Het grote probleem was echter dat de hoofdverantwoordelijke wethouder Van Doorn (GL) geen wethouder meer is omdat hij struikelde op het onjuist informeren van de Raad inzake de Waarderweg.
 
De meeste wethouders hadden in de verste verte niets te maken met dit project waardoor deze drie coalitie partners vonden dat je hen met goed fatsoen niets kon verwijten.
Wethouder Cassee (D66) was echter direct betrokken bij het project Stationsplein, in die zin dat hij verantwoordelijk was voor de dekking via de verkoop van het Prinsenbolwerk 3 en dat hij betrokken was bij de onderhandelingen met Den Haag over de BIRK subsidie. Bovendien was aan hem regelmatig gevraagd in de commissie ontwikkeling hoe het er voor stond met het Stationsplein. Je zou dus kunnen stellen dat Wethouder Cassee medeverantwoordelijk was voor het feit dat de informatie te laat bij de raad is gekomen. 

Aan de andere kant heeft wethouder Cassee na het vertrek van Van Doorn dit project in zijn geheel overgenomen en vrijwel direct daarna aan de raad gemeld dat er een overschrijding was die niet gemeld was aan de raad. De vraag die voorlag was uiteindelijk: waarom heeft het 1,5 jaar geduurd voordat de informatie naar de raad ging en had Wethouder Cassee niet wat meer druk op Van Doorn kunnen en moeten uitoefenen. Het antwoord van het College was dat men werkte op basis van onderling vertrouwen. Wethouder Cassee gaf zelf aan dat hij het niet meer gevraagd had omdat de liefde tussen Van Doorn en hemzelf enigszins bekoeld was. Dat is natuurlijk een vervelende situatie maar het ontslaat een wethouder niet van zijn verplichting om ook in een dergelijke situatie een vinger aan de pols te houden.

De VVD, Groen Links en de PvdA dienden daarom samen een motie van afkeuring in tegen het handelen van wethouder Cassee. De stemming was uiteindelijk 19 tegen 19 omdat een VVD lid ontbrak en D66 hun eigen wethouder bleef steunen. Normaal gesproken wordt er bij gelijke stemmen opnieuw gestemd in de daarop volgende raadsvergadering maar de VVD, Groen Links en de PvdA besloten dat het signaal voldoende was afgegeven en de motie werd vervolgens ingetrokken.

Les 1 is uiteraard dat “collegiaal bestuur” een mooi uitgangspunt is maar dat er een groot risico in zit op het moment dat een wethouder, in dit geval wethouder Van Doorn van Groen Links, zijn eigen gang gaat en de raad niet informeert. Andere wethouders moeten dan inspringen en dan kan het niet zo zijn dat men zich verschuilt achter de term “collegiaal bestuur”.

Les 2 is dat ambtenaren zich vrij moeten voelen om dit soort overschrijdingen te melden bij andere wethouders als zij constateren dat een wethouder in de fout gaat.
In elk geval is er een krachtig signaal door de raad afgegeven dat het niet informeren van de raad niet wordt getolereerd.